Connect with us:

Anders dan Anders

Nederland slacht de kip met de gouden eieren

Eet u weleens een banaan? Vast wel. De banaan is het derde meest populaire fruit in Nederland. Nederlanders eten samen jaarlijks ruim 720 miljoen bananen. Die komen uit Latijns-Amerika. Avocado’s? Afkomstig uit Afrika en uit Zuid-Amerika. Kiwi’s? Uit Nieuw-Zeeland. Dit vinden wij niet meer dan normaal. Voedsel gaat nu eenmaal door de toenemende transportmogelijkheden de hele wereld rond. Het consumeren van voedsel dat elders geproduceerd wordt, is een geaccepteerd onderdeel van de huidige globalisering. Behalve recentelijk als het over de Nederlandse voedselproducten zoals vlees, melk en eieren gaat. Als gevolg van framing zoemt momenteel het bijzondere argument rond dat het ‘onzinnig’ zou zijn dat deze Nederlandse producten voor een groot deel niet in Nederland, maar in het buitenland worden geconsumeerd. Deze stellingname impliceert dat een land autarkisch zou moeten zijn en alleen zou moeten produceren voor de binnenlandse markt.

Framing van de agrarische sector

Framing is een bekende truc die door politici wordt gebruikt. Wie een frame gebruikt, probeert via woorden, beelden en gevoelens die ze oproepen, de manier waarop anderen naar de werkelijkheid kijken te beïnvloeden. Het frame wordt een bril waardoor we bepaalde informatie wel zien en andere juist niet. In dit geval is het frame: de agrarische sector is de hoofdschuldige (de getallen variëren) aan de stikstofvervuiling, levert maar een beperkt deel van het bruto nationaal product (minder dan twee procent) en produceert ook nog eens producten die in het buitenland worden geconsumeerd. Ergo, de oplossing is deze voor Nederland nauwelijks relevante en ook nog vervuilende sector te halveren. Het is bekend dat D66 schatplichtig is aan dit frame. Kwaliteitsprogramma’s zoals Nieuwsuur en andere media namen het zonder verdere analyse over.

Agrarische producten 90 miljard export

Een ander licht op deze kwestie? Nederland dankt een groot deel van zijn welvaart en werkgelegenheid aan een open economie. Circa een derde van het bruto nationaal product (in 2017 ruim 725 miljard) is afkomstig van de export. Dankzij onze unieke know how en kwalitatief hoogwaardige producten behoort Nederland qua totale export tot de vijf grootste exportlanden ter wereld. In 2017 moest ons land alleen China, Verenigde Staten, Duitsland en Japan voor laten gaan, zo blijkt uit cijfers van de Wereldhandelsorganisatie. De top vijf exportproducten zijn 1. Machines en onderdelen, 2. Aardgas, 3. Sierteelt, 4. Hoogwaardige kunststoffen en 5 Metaalproducten. Vlees, zuivel en ‘bereidingen’, waaronder babymelkpoeder staan nu als nummer 6 tot en met 8 in de top tien en schuiven op in de rij als aardgas wegvalt. De export van het ‘witte goud’, babymelkpoeder, alleen al goed voor ruim 3 miljard euro, ofwel zo’n 3 procent van de totale Nederlandse export. De waarde van de totale export van agrarische producten is volgens de Rijksoverheid het afgelopen jaar gestegen naar ruim 90 miljard euro, waarmee ons land zelfs de op één grootste landbouwexporteur ter wereld is, na de Verenigde Staten. In tegenstelling tot wat beweerd wordt, is de agrarische sector juist van zeer grote economische waarde, mede dankzij de grootschaligheid van de sector waarvoor de overheid in de persoon Mansholt na de Tweede Wereldoorlog het fundament heeft gelegd.

Stikstofproblematiek

Voor alle geëxporteerde produkten geldt dat de produktie het milieu belast, en niet alleen door de uitstoot van stikstof, hoe belangrijk ook, maar door een veelheid van verontreinigingen, zoals bijvoorbeeld de uitstoot van CO2. Het lijkt dat de agrarische sector verantwoordelijk is voor een belangrijk deel van de stikstofproblematiek, hoezeer men kan afdingen op het gehanteerde meetsysteem en de verspreidingsmodellen. De centrale vraag is nu, wat is de beste oplossing voor het huidige stikstofprobleem? Geld? Geld is er blijkbaar in overvloed. De Europese Commissie gaf Nederland onlangs toestemming voor een zogenoemde warme sanering, 180 miljoen, van de varkenssector. Boeren die willen stoppen met hun bedrijf, mogen worden uitgekocht. Dat is voor de betreffende banken waar boeren (geframed als ‘miljonairs’) hun schulden hebben uitstaan, en ook voor de omliggende natuur welkom nieuws. Kippen- en schapen- en geitenboeren en veehouderijen zullen ongetwijfeld de volgende in de rij zijn. Maar is dat een optimale oplossing?

Ontbreken visie

Wat ontbreekt is een visie, een toekomstbestendige visie, niet gebaseerd op one issue (stikstof), maar gebaseerd op een afweging van alle relevante factoren, inclusief de economische consequenties. Met andere woorden, wat wil de politiek nu echt met de agrarische sector? D66 wil halveren, zonder aandacht voor de economische gevolgen, kapitaalvernietiging en de teloorgang van kennis en kunde. Het in gevaar brengen van 90 miljard aan exportinkomsten per jaar wordt niet genoemd.

De agrarische sector heeft Nederland mede groot gemaakt. Het is echter de vraag of de regering überhaupt nog een agrarische sector wil? Of vindt men het (on)bewust prima als deze sector verdwijnt, en wordt opgenomen in de illustere rij van de verdwenen textielindustrie, vliegtuigbouw, automobiel-industrie en mijnbouw. Vindt men Nederland eigenlijk te klein en te vol om voedsel te produceren? Remkes’ rapport adviseert de politiek in ieder geval om heldere keuzes te maken. Het ministerie van Landbouw heeft daarop in juni 2019 zijn kringloopplan gelanceerd. Dit is ondertussen als een plan zonder plan weggezet omdat voorbijgegaan wordt aan, inderdaad, het feit dat Nederland zich in een open economie bevindt en er geen duidelijkheid wordt gegeven over wat, waar en op de eerste plaats waarom (visie).

Keuzes maken

Er zijn twee smaken. Een keuze voor het handhaven van de positie als agrarisch topland waarbij net als nu de primaire focus op export ligt, of de keuze voor een veel kleinschaliger sector, waarbij de boeren voornamelijk produceren voor de binnenlandse markt.

De eerste optie, na een eventueel verdere vrijwillige warme sanering maar met een voldoende volume voor de exportmarkt, vereist voor de resterende boeren een ingreep in de bestaande bedrijfsvoering om de natuur te ontzien. Dit vergt een vooroplopende rol van de overheid in de zin van adequate investeringssubsidies en het voorzien in gunstige fiscale regelingen.

De tweede optie gaat ervan uit dat men van oordeel is dat de tijd van de grootschalige agrarische produktie in Nederland voorbij is. In dat geval wordt gekozen voor kleinschaligheid en wordt primair voor de lokale markt geproduceerd. Deze drastische omwenteling impliceert het grotendeels wegvallen van de 90 miljard euro aan inkomsten uit export. Een keuze voor kleinschaligheid en een eenzijdige focus op de lokale markt vergroten de kwetsbaarheid van het boerenbedrijf. Aangezien gebleken is dat het merendeel van de Nederlandse bevolking nog steeds gaat voor de laagste prijs, moet een passend antwoord worden gevonden op bulkimport met de bijbehorende afbraakprijzen. Naast gezondheidsvoorlichting zal de Nederlandse overheid zorg moeten dragen voor beschermende wetgeving en andere ondersteunende maatregelen, zoals nu in Frankrijk gebeurt. Gebeurt dit niet, dan is het effect dat, om in agrarische termen te spreken, de kip met de gouden eieren geslacht wordt en de agrarische sector aanschuift in de rij van verdwenen sectoren.

Read more

Het is slechts een BCC-tje

Bij de huisarts wees ik op mijn wang. Naar een rood vlekje, in de vorm van een kleine oneffenheid waar ik al een paar maanden last van had. ‘Volgens mij is het eczeem,’ zei ik hoopvol. Het vlekje bleef hardnekkig aanwezig, ook na het smeren van allerlei zalfjes die ik nog in de badkamerkast bleek te hebben. Mijn man had mij in de richting van de huisarts geduwd. Ik moest de struisvogel in mij loslaten en naar de waarheid op zoek gaan. Voordat ik naar de huisarts ging, had ik uiteraard allerlei sites over huidziekten bestudeerd. Het leek mij een overduidelijk geval van eczeem. Aan een andere mogelijkheid dacht ik liever niet. Dat traject had ik in een vroegere levensfase doorlopen en daar zat nog ik nog steeds van na te trillen. De huisarts, een jonge vrouw in het bezit van een levenslustige schoonheid, het haar deels frivool losjes opgestoken, schudde haar hoofd. Nee, eczeem was het zeker niet. Die zalfjes deden met reden dus niets. Ze keek beter. ‘Ah, ik zie het al, het is een BCC-tje,’ meldde ze verheugd alsof ze blij was dat deze patiënt het haar niet moeilijk maakte. Nu ken ik BCC als een winkelketen waar je vrijwel alles met een stekker kunt krijgen, maar daar had ze het natuurlijk niet over. BCC ken ik ook als of de mogelijkheid om in mijn uitbox een afschrift van een email die eigenlijk voor een ander bedoeld is, te sturen. De oorspronkelijke ontvanger weet niet dat ik die email verstuur. Ik vind dat laatste altijd een beetje stiekem gedoe en gebruik die optie zelden. Maar dat was hier natuurlijk ook niet aan de orde. Er was niets stiekems aan: het vlekje was als een uitroepteken aanwezig. ‘Een BCC-tje?’ vroeg ik timide. Ze vulde de afkorting in. ‘Het is een Basaal Cel Carcinoom.’ Ze merkte mijn onrust. Haar hand wapperde die weg. Dat BCC-tje zou met stikstof in de kiem gesmoord kunnen worden. Lukte dat niet, dan zou ik de gang naar de dermatoloog moeten doorlopen. Die zou dat BCC-tje wel in een nanoseconde wel wegpellen.

Dat ''tje' , daar heb ik nu mijn hoop op gevestigd.



Read more

Stille helden

Op het Schotse eiland Skye wordt de naam Flora MacDonald met ontzag uitgesproken. Knap voor iemand die zo lang geleden, in 1746, een heldendaad heeft verricht. Het is inderdaad een bijzonder verhaal. Flora was een jonge vrouw van vierentwintig, toen ze op de Outer Hebriden - het eiland Uist - door kapitein O’Neill werd benaderd of zij Prins Charles Edward Stuart wilde helpen om te ontsnappen. Deze kleinzoon van de naar Frankrijk verbannen koning James van Schotland en Engeland, had net een vergeefse poging ondernomen om de troon weer in handen te krijgen. Een dramatische, onbezonnen poging die duizenden Schotten het leven heeft gekost bij de slag om Culloden, niet ver van Inverness. Bonnie Prince Charlie, zoals hij in de volksmond werd genoemd, was al twee maanden op de vlucht voor de Engelsen. Die hadden maar liefst een beloning van £30.000 uitgeloofd aan degene die kon aangeven waar hij zich bevond. Natuurlijk was Flora op de hoogte van de vlucht van de Prins. Toen ze tot haar verrassing werd geconfronteerd met de bijzondere, maar ook gevaarlijke vraag om hem daarbij te helpen, heeft ze uiteraard geaarzeld, maar uiteindelijk stemde ze toe. Het plan was om Prins Charles in vrouwenkleren te steken en hem als Ierse spinster onder de naam Betty Burke, samen met Flora MacDonald naar Skye te laten reizen, vergezeld ook door zijn trouwe volgeling Neil MacEachen en enkele roeiers. In een klein roeibootje vertrokken ze in de nacht van 22 juni 1746 van de Hebriden. De Prins wilde nog een pistool onder zijn rokken verstoppen, maar Flora was onverbiddelijk voor haar ‘dienstmeisje’. Het was een woelige nacht en de roeiers werden na vele uren zo moe, dat ze het roeien staakten. Het bootje werd de volgende ochtend met de stroom meegevoerd naar Waternish, een klein schiereiland in het noorden van Skye. Hun kreten van geluk werden snel gesmoord door de kogels van het Engelse leger. De roeiers vonden opeens weer de kracht om over open zee verder te roeien. In het begin van de avond bereikten zij uiteindelijk Trotternish, het meest noordelijke schiereiland van Skye. Door de bemiddeling van Flora MacDonald kon de prins uiteindelijk via Skye naar Frankrijk ontsnappen, waar hij verder een ‘rijk’ leven leidde, om nooit meer naar Schotland terug te keren. Niet alleen dat, hij liet ook nooit meer iets van zich horen, ook geen dankbetuiging aan Flora, in wat voor vorm dan ook, hoewel haar altruïstische aanbod haar wel in de gevangenis (The Tower) van Londen deed belanden, waar ze acht maanden heeft vastgezeten.

Na haar vrijlating heeft ze een bewogen leven geleid. Ze trouwde met Alan MacDonald met wie ze zeven kinderen kreeg, waarvan de oudste Charles werd genoemd.... Het (boeren)gezin emigreerde in 1774 naar de Verenigde Staten (North Carolina) waar haar man enkele jaren later – aan de kant van de Engelsen, sic! – meevocht in de Onafhankelijkheidsoorlog. Tijdens deze oorlog is hij maar liefst veertien maanden gevangen gehouden. Ondertussen werd Flora uit hun boerderij gezet, die voor haar ogen werd geplunderd waarna zij berooid met haar kinderen achterbleef. Na vele omzwervingen keerde het echtpaar in de herfst van hun leven terug naar naar Trotternish, in het noorden van Skye, niet ver van de plek waar Flora tientallen jaren ervoor met Prins Charles aan wal was gekomen. Op vier maart 1790 is Flora MacDonald overleden. Haar begrafenis werd door duizenden ‘Highlanders’ bijgewoond, een kilometers lange rij. Nog steeds wordt haar naam met ontzag uitgesproken. Of dat ook voor Bonnie Prince Charlie geldt, is de vraag.

Read more